Laden...

Vordering van 19 vrouwen over dwangarbeid bij de Goede Herder verjaard

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Noord-Holland > Nieuws > Vordering van 19 vrouwen over dwangarbeid bij de Goede Herder verjaard
Haarlem, 29 maart 2023

De rechtbank Noord-Holland heeft de vordering tot schadevergoeding wegens dwangarbeid van 19 vrouwen tegen twee kerkgenootschappen van de katholieke congregatie van de Goede Herder afgewezen. De vordering is verjaard. Het verzoek van de vrouwen om een uitzondering te maken op de verjaring wijst de rechtbank af.

Dwangarbeid

De vrouwen stellen dat de Goede Herder onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij tussen 1951 en 1979 in hun jeugd dwangarbeid moesten verrichten bij instellingen van de Goede Herder, zoals in wasserijen en naaiateliers. De vrouwen zeggen dat zij hierdoor schade hebben geleden. De vrouwen hebben de Goede Herder aansprakelijk gesteld voor de schade. De termijn waarbinnen de vrouwen hun vordering konden instellen is al ten minste 19 jaar verstreken. De vrouwen weten dat hun vordering is verjaard, maar zij vinden het niet redelijk dat de Goede Herder een beroep doet op verjaring.

De vrouwen stellen hun vordering als groep in en niet individueel. Zij stellen dat de Goede Herder alle meisjes die in haar instellingen verbleven bewust getraumatiseerd heeft en dat dit voor alle vrouwen dezelfde gevolgen heeft gehad. Zij zeggen dat zij hierdoor allemaal een posttraumatische stressstoornis (PTSS) hebben gekregen en dat hun identiteit hun allemaal is ontnomen. Hierdoor waren zij niet in staat om de Goede Herder eerder aansprakelijk te stellen. Dit konden zij pas na een publicatie in een krant in 2018, die voor hen voldoende erkenning van buitenaf voor hun leed betekende. Kort daarna hebben zij de Goede Herder aansprakelijk gesteld en zijn zij deze rechtszaak begonnen. 

Oordeel rechtbank

De rechtbank concludeert dat het beroep van de Goede Herder op verjaring niet onredelijk is en wijst de vordering van de vrouwen daarom af. De rechtbank stelt voorop dat alleen in uitzonderlijke gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op de verjaring. De rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat de Goede Herder alle meisjes in haar instellingen in de periode 1951-1979 bewust heeft getraumatiseerd om volgzaamheid af te dwingen. De rechtbank is er ook niet van overtuigd geraakt dat het verblijf bij de Goede Herder voor alle vrouwen over de hele periode 1951-1979 dezelfde gevolgen heeft gehad. 

Uit rapporten die in opdracht van de overheid zijn opgesteld, blijkt namelijk dat er ook vrouwen zijn die hun verblijf bij de Goede Herder niet als negatief hebben ervaren. Uit die rapporten blijkt verder dat het regime per instelling van de Goede Herder verschilde en dat het regime over de gehele periode 1951-1979 ook veranderde. Ook uit de verklaringen van de vrouwen zelf blijkt dat de situatie voor ieder van hen verschillend is geweest. Bovendien zijn er ook vrouwen die al eerder naar buiten zijn getreden over hun verblijf bij de Goede Herder. 

Daarmee wil de rechtbank niet zeggen dat de vrouwen geen psychische gevolgen ondervinden van hun verblijf bij de Goede Herder. Maar de rechtbank oordeelt dat voor de vrouwen als groep niet kan worden gezegd dat sprake is van een uitzonderlijk geval. Daardoor kan geen uitzondering op de verjaring worden gemaakt. Dat moet voor iedere vrouw afzonderlijk worden beoordeeld, maar de rechtbank concludeert dat er in deze zaak te weinig over de specifieke omstandigheden van iedere vrouw is gezegd. 

Niet-ontvankelijk

Naast de 19 vrouwen treedt ook de Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann als eiseres op in deze zaak. De rechtbank verklaart deze stichting niet-ontvankelijk, omdat de belangen van de vrouwen voor wie de stichting opkomt niet gelijksoortig genoeg zijn voor een collectieve actie.

Uitspraken