De rechtbank spreekt de verdachten vrij, omdat de handelingen die aan hen ten laste waren gelegd, geen handelingen zijn op het gebied van de individuele gezondheidszorg volgens de wet BIG. De zorg had meer het karakter van verzorging en was bovendien niet rechtstreeks gericht op het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de bewoners. Nu het Openbaar Ministerie de strafbare feiten baseert op de wet BIG, kunnen de verdachten hiervoor niet worden veroordeeld.
Wel wordt de vrouw veroordeeld voor mishandeling van een bewoonster. Het Thomashuis was het thuis van de bewoonster en bij uitstek een plek waar zij zich veilig moest kunnen voelen. De verdachte was verantwoordelijk voor de veiligheid, zorg en begeleiding van de bewoonster. Zij is in deze verantwoordelijkheid tekortgeschoten en heeft met haar handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de bewoonster. Door haar verstandelijke beperking kon de bewoonster zich niet goed verstaanbaar maken en zich daardoor niet verweren en niemand over de mishandelingen vertellen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij op zitting geen blijk van laakbaarheid van haar eigen handelen heeft gegeven. Daarentegen houdt de rechtbank er ook rekening mee dat de behandeling van haar zaak lang op zich heeft laten wachten. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar vindt de rechtbank passend en geboden. Daarnaast moet zij de bewoonster een vergoeding van 1.000 euro betalen voor immateriële schade en de proceskosten vergoeden.