De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de gemeente om de vergunning in stand te laten en op 15 juni 2023 opvang te kunnen bieden aan de Oekraïense vluchtelingen, zwaarder weegt dan het belang van de omwonenden.
Volgens de voorzieningenrechter is niet uitgesloten dat de druk op de voorzieningen door de komst van de vluchtelingen zal toenemen. Maar de omwonenden hebben niet onderbouwd dat sprake zal zijn van zo een grote extra belasting, dat om die reden de komst van Oekraïense vluchtelingen moet worden voorkomen. Daartegenover staat dat de gemeente uitgebreid heeft gemotiveerd dat sprake is van een (maatschappelijke) noodsituatie en dat vanuit de rijksoverheid opdracht is gegeven vluchtelingen te huisvesten. Ook weegt de voorzieningenrechter mee dat de gemeente de parkeerbehoefte, de veiligheid en de verkeerssituatie heeft onderzocht. Op basis van deze onderzoeken vond de gemeente het verantwoord om de vergunning te verlenen.
Dat het niet de schoonheidsprijs verdient dat de gemeente de woonunits eerst heeft gebouwd voordat de vergunning was verleend, maakt dit oordeel niet anders.
Er is volgens de voorzieningenrechter daarom onvoldoende reden om de verleende vergunning te schorsen. Dat betekent dat de Oekraïense vluchtelingen de woonunits op 15 juni 2023 in gebruik kunnen nemen.