De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Verdachte heeft met zijn handelen de grens voor de vrouw om een einde aan haar leven te maken, verlaagd, terwijl het niet aan hem was om die grens te verlagen. Hij is te snel en te makkelijk meegegaan in haar doodswens. Verdachte heeft daarnaast meerdere keren niet of in strijd met de waarheid verklaard. Dit getuigt van een berekenende houding. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, komt de rechtbank niet tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte de overtuiging heeft gehad dat hij in morele zin juist heeft gehandeld en dat hij heeft willen voorkomen dat de vrouw op een andere en wellicht meer schadelijke wijze een einde zou maken aan haar leven.