Eind september/begin oktober 2021 heeft een groep van in totaal 13 verdachten in wisselende samenstelling plannen gemaakt om mannen (vermeende pedofielen) te overvallen die via sociale media een seksafspraak hadden gemaakt met één of twee van de verdachten. Deze mannen zijn bewust uitgekozen omdat ervan werd uitgegaan dat zij niet snel de politie zouden inschakelen. Daarmee hebben verdachten heel bewust kwetsbare slachtoffers uitgekozen met als doel hen te beroven en de kans op betrapping zo klein mogelijk te maken. Hiertoe werden valse accounts op datingssites voor homoseksuele mannen aangemaakt. Deze nepaccounts werden kort na de berovingen weer verwijderd. 

Voor zover verdachten hebben meegedaan omdat zij (in eerste instantie) een rechtvaardiging zagen in het jagen en afstraffen van pedofielen, dient duidelijk te zijn dat daarin geen rechtvaardiging voor hun handelen ligt. In een rechtstaat is het aan de politie onder leiding van het openbaar ministerie om strafbare feiten op te sporen en ligt de beoordeling hiervan in handen van de onafhankelijke rechter. Alleen op die manier kunnen burgers worden beschermd tegen willekeur en wordt voor een ieder het recht op een eerlijk proces en beoordeling van hun zaak door de onafhankelijke rechter gewaarborgd. De rechtbank heeft overwogen dat eigenrichting onze rechtstaat ondermijnt en een ernstig gevaar oplevert voor de veiligheid in onze maatschappij. 

De rechtbank is echter tot de vaststelling gekomen dat het de verdachten te doen is geweest om geld en dat hun doel niet het zogenoemde ‘pedo-jagen’ is geweest. De slachtoffers zijn door één of twee verdachten meegelokt naar een afgelegen plaats waar andere verdachten, veelal met gezichtsbedekking, tevoorschijn zijn gekomen. Daarna zijn de slachtoffers op gewelddadige wijze beroofd. De acties van de verdachten waren erop gericht om zo snel mogelijk buit, waaronder de pinpas en pincode van de slachtoffers, alsook de toegang tot internetbankieren te verkrijgen. In het geval van een van de slachtoffers is dat gelukt en is een bedrag van € 5.000,- buitgemaakt.  

In alle zaken waarin de rechtbank tot een eindvonnis is gekomen, is het jeugdrecht dan wel het jeugdsanctierecht toegepast. In verband met de ernst van de feiten, het georganiseerde verband waarin deze feiten zijn gepleegd, het gebruikte fysieke geweld en de kwetsbaarheid van de slachtoffers heeft de rechtbank overwogen dat in beginsel in alle zaken de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van kortere of langere duur aangewezen is. Na weging van de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank de jeugddetentie voornamelijk in voorwaardelijke vorm opgelegd, in combinatie met onvoorwaardelijke leerstraffen en/of werkstraffen.

De publicatie van de volledige uitspraken volgt op een later moment. De links naar de uitspraken komen dan hieronder te staan.