In 2 van de zaken stelden de studenten dat zij als student ten onrechte zijn uitgesloten van het recht op de eenmalige energietoeslag. Volgens hen maakt het college een ongerechtvaardigd onderscheid tussen studenten en niet-studenten.
De rechtbank oordeelt dat het onderscheid zoals door het college wordt gemaakt maar ten dele voldoet aan de eisen van doelmatigheid en niet proportioneel is. Artikel 2, vierde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels van het college is daarmee in strijd met het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel en dus onverbindend.
In 1 van die 2 zaken verklaart de rechtbank het beroep gegrond en bepaalt dat het college een nieuw besluit moet nemen. In de andere zaak verklaart de rechtbank het beroep ook gegrond, en bepaalt dat aan de betreffende student de eenmalige energietoeslag alsnog moet worden verstrekt.