De rechtbank acht bewezen dat verdachte tijdens het rijden op een provinciale weg (de N34) langere tijd onoplettend is geweest en onvoldoende aandacht heeft gehad voor de situatie op de weg en het verkeer om haar heen. 

Verdachte heeft na het invoegen van haar auto op de N34 de laatste slok uit een blikje cola genomen. Vervolgens wendde zij haar ogen van de weg af en is zij afgeleid geraakt, omdat het blikje uit haar hand viel. Zij heeft daarom (nogmaals) haar ogen even van de weg gehaald om het blikje op te pakken. Als gevolg hiervan heeft verdachte de filevorming op haar rijstrook en de langzaam rijdende dan wel stilstaande Peugeot voor haar te laat opgemerkt en is zij met aanzienlijke snelheid tegen de achterzijde van de Peugeot aangereden. De Peugeot is als gevolg daarvan op de rijstrook van het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen en in botsing gekomen met een Mazda. 

Gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, acht de rechtbank dit handelen van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de afstand tussen de plek waar verdachte een slok uit het blikje cola nam (net na het invoegen op de N34) en de plaats van het ongeval hooguit enkele honderden meters bedraagt. Van enkel een kort moment van onoplettendheid is dan ook geen sprake geweest.

De gevolgen van het handelen van verdachte zijn groot. De beide inzittenden van de Mazda hebben als gevolg van de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Eén van de inzittenden was ten tijde van het ongeval zwanger. Ruim een uur voor het ongeval hadden zij en haar echtgenoot tijdens de 20-wekenecho vernomen dat zij in verwachting waren van een zoon en dat de foetus op dat moment helemaal gezond was. Dat de foetus als gevolg van het ongeval is komen te overlijden en dat in een tijdsbestek van slechts enkele uren blijdschap plaats heeft moeten maken voor intens verdriet, acht de rechtbank zeer schrijnend.

Alles afwegende, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de duur van 120 uren in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur om te bevorderen dat verdachte blijft nadenken over haar rijgedrag en haar verantwoordelijkheid om op een veilige en verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen.