Laden...

Uitspraak in zogeheten 'Zwembadmoord'

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Noord-Nederland > Nieuws > Uitspraak in zogeheten 'Zwembadmoord'
Groningen, 23 december 2022

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft uitspraak gedaan in de zaak die bekend staat als de ‘Zwembadmoord’ in Marum. De rechtbank heeft de partner van het slachtoffer, alsmede haar broer en moeder veroordeeld voor het beramen en het geven van de opdracht tot de moord tot gevangenisstraffen van twintig jaar. De rechtbank heeft aan een andere betrokkene bij de moord een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd.

Kroongetuige

Het slachtoffer is - na weken van voorbereiding - op 10 juli 2012, op klaarlichte dag, vlakbij het zwembad in Marum geliquideerd. Direct na de moord is een onderzoek gestart dat in 2012 al heeft geleid tot de aanhouding en veroordeling van de schutter, tot vijftien jaar gevangenisstraf, en van de opdrachtgever van de schutter, tot een gevangenisstraf van negentien jaar en zeven maanden. Mede omdat deze opdrachtgever zich gedurende zijn proces op zijn zwijgrecht is blijven beroepen, bleef onduidelijk wat de achtergrond en het motief van de moord was. 

Nadat zijn veroordeling onherroepelijk was geworden, heeft de opdrachtgever alsnog verklaringen afgelegd. Eind 2020 heeft hij een zogenaamde ‘kroongetuigedeal’ gesloten met justitie. In ruil voor een positief advies op een gratieverzoek, neerkomend op 30% strafkorting, mocht justitie gebruik maken van zijn verklaringen.

Naar aanleiding van de verklaringen van de kroongetuige is in 2021 een nieuw onderzoek gestart naar de moord en de andere betrokkenen. Dit onderzoek heeft geleid tot de aanhouding van de vier verdachten waar het in dit proces om draaide.

Valse sms-berichten

Ter ondersteuning van zijn verklaringen heeft de kroongetuige een sms-conversatie overgelegd die hij zou hebben gevoerd met een van de verdachten, met daarin zeer belastende daderinformatie. Uit later onderzoek is komen vast te staan dat deze sms-berichten door de kroongetuige waren gefingeerd, zoals hij later zelf ter zitting ook heeft toegegeven.
 
De wet schrijft voor dat een deal met een kroongetuige ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de rechter-commissaris, voordat diens verklaringen kunnen worden gebruikt. Een kroongetuige heeft immers een groot eigen belang om belastend over anderen te verklaren. Of die verklaringen betrouwbaar genoeg zijn om te kunnen gebruiken, moet daarom eerst getoetst worden door een onafhankelijke rechter. In deze zaak heeft de rechter-commissaris beslist dat de verklaringen betrouwbaar en dus bruikbaar waren. Dat oordeel berustte voor een belangrijk deel op het feit dat de kroongetuige zijn verhaal kon onderbouwen met de sms-berichten.
 
Achteraf is gebleken dat er bij politie en justitie al van begin af aan twijfels waren over de echtheid van deze berichten. De rechter-commissaris is daar echter niet van in kennis gesteld toen de deal ter goedkeuring werd voorgelegd. Ook is er door justitie niet eerst onderzoek verricht naar de berichten om vast te stellen of ze echt waren of niet. De rechter-commissaris heeft daardoor over de betrouwbaarheid van de kroongetuige moeten beslissen, zonder dat hij wist dat de berichten mogelijk gefingeerd waren, zoals later is gebleken.
 
De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig vormverzuim is, dat niet meer kan worden hersteld. Dat leidt er in dit geval echter niet toe dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat de verklaringen van de kroongetuige helemaal worden uitgesloten van het bewijs. De rechter moet bij een onherstelbaar vormverzuim afwegen of een sanctie op zijn plaats is. Daarbij moet de rechter ook meewegen wat het maatschappelijk gevolg zou zijn als een verdachte niet meer vervolgd of berecht kan worden. In dit geval gaat het om een zeer zwaar strafbaar feit, dat de rechtsorde ernstig heeft geschokt, en waar ook rekening moet worden gehouden met de belangen van de nabestaanden. In een zaak als deze moet, zo oordeelt de rechtbank, de waarheidsvinding voorop staan, en niet de nalatigheid van politie en justitie.

Huurmoord

De rechtbank acht bewezen dat de partner van het slachtoffer, alsmede haar moeder en broer zich schuldig hebben gemaakt aan de uitlokking en beraming van de moord op hun partner, respectievelijk schoonzoon en zwager. Via een tussenpersoon zijn zij in contact gekomen met een man (de kroongetuige) die een schutter heeft geregeld voor de moord. Enkele maanden daarna heeft de schutter het slachtoffer geliquideerd. De rechtbank acht eveneens bewezen dat deze tussenpersoon zich schuldig heeft gemaakt aan betrokkenheid bij de moord. 

Strafmotivering en strafoplegging

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank onder andere rekening met het feit dat het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, is ontnomen. Er is sprake van een goed voorbereide en minutieus uitgevoerde moord, waaraan alle verdachten een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Aan de nabestaanden is onherstelbaar leed toegebracht. Het motief voor de moord lijkt te zijn gelegen in een familiaire kwestie, maar duidelijkheid daarover is uitgebleven. Enkel langdurige gevangenisstraffen doen recht aan de aard en ernst van het feit.

De rechtbank legt aan de partner, zwager en schoonmoeder van het slachtoffer gevangenisstraffen op van twintig jaren. Gelet op de beperktere rol bij de huurmoord van de hiervoor genoemde tussenpersoon, legt de rechtbank aan hem een gevangenisstraf van zeven jaar op. Hij fungeerde als doorgeefluik, maar was minder sterk betrokken bij de beraming en uitvoering van de moord dan de schoonfamilie van het slachtoffer. 

Uitspraken