De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van het college op enkele punten gebrekkig gemotiveerd is, vooral wat betreft de onderbouwing van de noodzaak van afschot en de beoordeling van alternatieven.
Toch ziet de rechter geen aanleiding om de vergunning voorlopig te schorsen. Tijdens de zitting hebben het college en de Faunabeheereenheid de motivering nader toegelicht, waardoor de rechter verwacht dat de gebreken in bezwaar kunnen worden hersteld.
De rechter acht het aannemelijk dat afschot kan bijdragen aan vermindering van het aantal aanrijdingen, mits dit gericht en structureel wordt uitgevoerd. Daarbij weegt het belang van de verkeersveiligheid zwaarder dan het belang van de verzoekende organisaties bij onmiddellijke schorsing.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom afgewezen. De bezwaarprocedure bij het college van gedeputeerde staten loopt nog; naar verwachting volgt daarover eind december 2025 een besluit.