Het slachtoffer is overleden, nadat de man met opzet een mes in haar rug had gestoken. Het mes heeft hierbij haar hart en linker long doorboord.  De verdachte en het slachtoffer hadden op dat moment een heftige ruzie. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en het slachtoffer hadden een relatie met elkaar, die door de deskundigen als destructief wordt omschreven. Ze trokken elkaar aan en stootten elkaar af en zij gebruikten (samen) heel veel alcohol. Ook in de uren voor het noodlottige voorval hadden zij beiden een grote hoeveelheid alcoholische drank gedronken.

De rechtbank is met de deskundigen van mening dat het zeer wenselijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn alcoholprobleem en zijn persoonlijkheidsstoornis. In tegenstelling tot de deskundigen en het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat er geen onaanvaardbaar groot algemeen gevaar voor de samenleving aanwezig is, omdat het delict uiteindelijk vooral het gevolg lijkt te zijn geweest van een bijzondere samenloop van omstandigheden. Daarom kan er geen tbs worden opgelegd

Tijdens de zitting zijn het slachtoffer en de nabestaande tot een overeenstemming gekomen over de invulling van een grafverbod. De verdachte heeft verklaard dat hij niet zonder toestemming van de nabestaanden de begraafplaats zal bezoeken. De rechtbank zal de afspraak tussen verdachte en (de raadsman van) de benadeelde partij ten aanzien van het niet bezoeken van het graf neerleggen in het proces-verbaal van de zitting. Dit wordt ondertekend door de voorzitter en de griffier.

De verdachte moet de zus van het slachtoffer ruim 20.000 euro betalen voor materiële en immateriële schade. De vordering door de dochter is niet-ontvankelijk omdat de wet op dit moment niet voorziet in het toekennen van smartengeld aan nabestaanden. De vraag of dat terecht is, is een vraag die zich niet leent voor beantwoording in een strafproces. De dochter kan zich hiervoor wenden tot de civiele rechter.