De verdachten waren in mei vorig jaar op weg om cocaïne te kopen en liepen ’s nachts door het centrum van Uden. De 24-jarige verdachte botste daar tegen een man op, waardoor een ruzie ontstond en de verdachte 2 klappen uitdeelde aan het slachtoffer. De 25-jarige verdachte deelde ook klappen uit en stak de man tijdens de korte confrontatie eenmaal met een mes in zijn borst. Het slachtoffer overleed later die nacht in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
Volgens de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat de 24-jarige verdachte had kunnen verwachten dat zijn medeverdachte een mes zou gebruiken. De fatale steekpartij kan hem daarom niet worden toegerekend. Wel veroordeelt de rechtbank de 24-jarige verdachte voor openlijk geweld en voor de bijna 200 gram amfetamine die bij zijn aanhouding in zijn auto lag.

De rechtbank rekent het de 25-jarige verdachte onder meer zwaar aan dat hij het slachtoffer zijn meest fundamentele recht heeft ontnemen: het recht om te leven. De man was pas 27 jaar en had nog een heel leven voor zich. De verdachte bracht door zijn daad onherstelbaar leed toe aan de nabestaanden en dierbaren van het slachtoffer. Bovendien pleegde hij het delict tijdens een uitgaansnacht op de openbare weg in het centrum van Uden. De vrienden van het slachtoffer waren hierbij aanwezig en zullen verder moeten leven met deze traumatische gebeurtenis. Ook maakte de verdachte niet precies duidelijk wat de aanleiding van de confrontatie was en zijn motief om te steken, waardoor het voor de nabestaanden onduidelijk blijft waarom hun dierbare om het leven is gebracht.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van geweld. Ook was de Udenaar onder invloed van alcohol en verdovende middelen waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende. Toch ging hij onder invloed en met een mes op zak in Uden op stap. Anderzijds weegt de rechtbank mee dat de verdachte door deskundigen is onderzocht en moet worden beschouwd als enigszins of licht verminderd toerekeningsvatbaar.

Ten aanzien van de 24-jarige man houdt de rechtbank er rekening mee dat hij eerder is veroordeeld voor gewelds- en drugsdelicten en kennelijk niet of onvoldoende bereid is zijn criminele gedrag te veranderen. De rechtbank acht onvoldoende termen aanwezig om op dit moment – zoals de officier van justitie eiste – over te gaan tot het opleggen van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.