De verdachte ontmoette de vrouw tijdens het uitgaan in juli 2020 in Eindhoven. Zij belandden op enig moment met zijn tweeën in de keuken van een restaurant en hadden daar seks. De vrouw deed vervolgens aangifte van verkrachting. Volgens de verdachte was er echter sprake van wederzijdse instemming.

De vrouw dronk die avond meerdere alcoholische drankjes en gebruikte cocaïne. Omdat ze zich niet lang na aankomst in het restaurant niet goed voelde, ging haar nicht de auto halen om naar huis te gaan. In het tijdbestek van 25 minuten, waarin de nicht weg was, vonden de seksuele handelingen plaats. Zowel de verdachte als de vrouw verklaren dat zij in die periode ook heeft overgegeven. Volgens de rechtbank was de vrouw in een staat van lichamelijke onmacht waardoor zij geen weerstand kon bieden, toen de man seks met haar had. Dit blijkt uit de verklaringen van de vrouw en haar nicht en uit camerabeelden waarop te zien is dat ze bij het verlaten van het restaurant – kort na de seksuele handelingen – niet meer op eigen benen kon staan.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat het voorval een enorme impact op het slachtoffer had. De verdachte stond niet stil bij die gevolgen voor het slachtoffer en maakte, ter bevrediging van zijn eigen lusten, grof misbruik van haar kwetsbaarheid op dat moment. Bovendien neemt hij geen verantwoordelijkheid. De verdachte geeft juist aan dat het initiatief vanuit het slachtoffer kwam. Hiermee laat hij zien dat hij ook nu nog niet inziet dat zijn handelen volstrekt ontoelaatbaar was.