Uit camerabeelden kon worden afgeleid dat de brandstichter kort na middernacht op zijn fiets aankwam bij de panden, naar binnen ging, brand stichtte en zo’n 4 minuten later weer wegfietste. De identiteit van de brandstichter kon niet worden vastgesteld, maar wel is zeker dat het de verdachte niet was. Hij had een sluitend alibi voor het moment waarop de brand werd gesticht.
Volgens de rechtbank kan het echter niet anders dan dat de verdachte de brandstichter in staat heeft gesteld de brand te stichten of dat hij hiervan op de hoogte was. De brandstichter had geen jerrycans met benzine bij zich, terwijl die later wel op prominente plekken in de panden zijn aangetroffen. Ook werden er 38 gaatjes in de toegangsdeur geboord, maar de brandstichter kon die in 4 minuten tijd nooit boren. Winkelmedewerkers verklaarden dat er geen jerrycans aanwezig waren en geen gaatjes in de deur zaten toen zij het pand ’s middags anderhalve dag voor de brand verlieten. De verdachte was de laatste die samen met een bekende op de dag voor de brand binnen was. Hij heeft zijn bestelauto die dag zo neergezet, dat het zicht van de beveiligingscamera’s werd ontnomen en niet te zien was wat er bij de toegangsdeur gebeurde. Daarnaast blijkt dat - zelfs met boorgaatjes - de toegangsdeur niet zonder sleutel kon worden geopend. De verdachte was de enige met sleutels.
De rechtbank oordeelt dat uit deze omstandigheden blijkt dat de verdachte de jerrycans in de winkels heeft gezet of liet zetten, dat hij de gaatjes heeft geboord of liet boren en de sleutel aan de brandstichter heeft gegeven. Ook heeft hij brandbaar materiaal zoals papier en karton bij de jerrycans gelegd. Volgens de rechtbank is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de brandstichter. Daarom wordt de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van die brandstichting. Na de brand deed hij aangifte van brandstichting bij zijn verzekeringsmaatschappijen om ten onrechte verzekeringspenningen te incasseren.