De verdachte maakte in geen enkel geval duidelijk wat zijn motief was. Dit maakt het voor de nabestaanden en benadeelden extra wrang, want zij kregen geen antwoord op hun vragen. Volgens de rechtbank heeft de moord alle schijn van een koelbloedige liquidatie. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de verdachte het slachtoffer niet kende. Hij handelde volgens de rechtbank in opdracht, in ruil voor geld. Het gemak waarmee de verdachte bereid was over andermans leven te beschikken, getuigt van gewetenloosheid. Dit alles rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Bij de aanslagen lijkt het erop dat de verdachte zich niet liet betalen. Hij zou zich in die gevallen hebben laten leiden door de rekening die hij of zijn opdrachtgever(s) in hun ogen met de slachtoffers te vereffenen hadden. De verdachte intimideerde en terroriseerde hen op ernstige wijze. Op geen enkel moment trok hij zich ook maar iets aan van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Dit toont een totaal gebrek aan respect voor andermans leven en eigendommen. Ook lijkt het erop dat de verdachte nooit enige wroeging heeft gehad.
Gelet op de ernst van de misdaden vindt de rechtbank het noodzakelijk de verdachte een lange celstraf op te leggen. Hij moet voor de liquidatie 20 jaar de cel in. Voor de aanslagen vindt de rechtbank een straf van 15 jaar passend. Omdat de wet een totale strafduur van meer dan 30 jaar niet toelaat, moet de rechtbank zich echter beperken tot een celstraf van 10 jaar. De rechtbank legt de verdachte dus voor alle gepleegde misdrijven samen de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar op.