Gelet hierop, de ernst van de delicten en de weigerachtige houding van de verdachte om mee te werken aan gedragskundige onderzoeken, vindt de rechtbank het noodzakelijk een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Dit betekent dat deskundigen tegen het einde van de detentie moeten beoordelen hoe groot de kans op herhaling nog is en welke behandeling of welk toezicht moet volgen om de maatschappij zo goed mogelijk tegen de verdachte te beschermen. De rechtbank kan dat vervolgens alsnog opleggen.