De verdachte kreeg 's middags een woordenwisseling over zijn eetstoornis met zijn vader. De vader verliet vervolgens de woning. De verdachte bleef daar achter en voelde zich – door de kwetsende woorden van zijn vader – verdrietig en hopeloos. In die gemoedstoestand pakte hij een hamer uit de garage en wachtte tot zijn vader thuis kwam. Volgens eigen zeggen wilde hij op dat moment zijn vader alleen maar pijn doen en was hij niet van plan hem te doden. Toen zijn vader terug kwam, gaf de verdachte hem met de hamer direct een klap op zijn rug. Het slachtoffer begon daarop te krijsen. De verdachte verklaarde dat hij op dat moment besliste dat zijn vader dood moest en werd 'beestachtig'. De verdachte sloeg daarop meerdere keren met de hamer op het hoofd van zijn vader. Het slachtoffer probeerde te vluchten en viel in de garage bewusteloos neer. De verdachte dacht dat zijn vader dood was. Toen hij enige tijd later merkte dat dit niet het geval was, knapte er opnieuw iets bij hem en begon opnieuw op zijn vader in te slaan tot hij zeker wist dat het slachtoffer dood was.
Volgens de rechtbank is niet gebleken dat de verdachte een vooropgezet plan had. Ook zat er (telkens) korte tijd tussen de momenten dat hij het besluit nam zijn vader om het leven te brengen en zijn handelen. Er zijn sterke aanwijzingen dat de verdachte in een hevige gemoedsopwelling handelde. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van moord, wel is hij schuldig aan doodslag.