De verdachte verbleef in mei en juni 2017 op een camping in Bakel en pleegde in die periode meerdere keren ontucht met het meisje, dat met haar moeder en diens partner ook op de camping verbleef. De man betastte haar en ging met zijn hand in haar onderbroek. Dit gebeurde telkens in zijn tent. Volgens de officier van justitie zou de ontucht ook vóór 24 mei 2017 hebben plaatsgehad, maar de rechtbank oordeelt dat hiervoor onvoldoende bewijs is.
De verdachte verklaarde dat hij geen ontuchtige handelingen met het meisje gepleegd heeft. Om tot een veroordeling te kunnen komen moet de rechtbank in die situatie meer bewijs hebben dan alleen een belastende verklaring van het meisje. Volgens de rechtbank is dat bewijs er in dit geval. De moeder en haar partner verklaarden dat het meisje eind juni 2017 alleen met de verdachte in zijn tent was en dat toen zij terugkwamen, er oranje verf op de handen van de man zat. Later die dag bleek aan de binnenkant van de onderbroek van het meisje, ook oranje verf te zitten. De verdachte verklaarde dat hij de enige was die aan de oranje verf had gezeten en kon geen logische verklaring geven waarom de verf in de onderbroek zat. Ook had de partner van de moeder het meisje in een vreemde houding en half ontkleed aangetroffen toen hij haar onverwacht in de tent van de verdachte ophaalde.