De rechtbank oordeelt dat de man zijn daad met voordachten rade pleegde. De rechtbank gaat er onder meer vanuit dat de man het moordwapen, dat nooit is gevonden, vanuit Utrecht meenam. Ook verklaarde de moeder van het slachtoffer dat de man in de periode tussen het verbreken van de relatie, van begin juli 2013 tot de moord in september, meerdere keren bedreigende teksten naar haar dochter stuurde. Het slachtoffer deed hiervan in augustus zelfs aangifte bij de politie. Daarnaast vroeg de verdachte vijf dagen voor het steekincident aan een vriend of hij hem in staat achtte iemand te vermoorden.
De rechtbank concludeert dat de man op de dag van het delict minstens een begin van een voornemen had om zijn ex-vriendin om het leven te brengen. Uit verklaringen van getuigen blijkt bovendien dat hij zo’n anderhalf uur in de buurt van de woning van het slachtoffer heeft gewacht, voordat ze naar buiten kwam. Volgens de rechtbank had hij in die tijd de gelegenheid om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.