De man had een relatie met een vrouw die bij hem woonde. Tussen mei en begin september 2012 oefende hij druk op haar uit om in de prostitutie te blijven werken en bracht haar naar klanten. Bovendien moest zij een groot deel van haar verdiensten aan de man afstaan en mocht zij de woning niet verlaten zonder zijn toestemming. In september 2012 mishandelde hij de vrouw, waarna zij aangifte deed bij de politie.
Volgens de officier van justitie zou de verdachte zich sinds mei 2009 schuldig maken aan de mensenhandel. De rechtbank spreekt de man echter vrij van een deel van die tenlastegelegde periode, omdat er onvoldoende bewijs is dat de vrouw vóór mei 2012 voor de man in de prostitutie moest werken.
Seksuele uitbuiting maakt een grove inbreuk op de persoonlijke vrijheid, waardigheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het handelen van de man getuigt van volstrekte minachting en een volledig gebrek aan respect voor de vrouw. De man maakte misbruik van haar kwetsbaarheid en dacht alleen aan zichzelf. Daarnaast is de verdachte al eerder veroordeeld voor seksuele uitbuiting van dezelfde vrouw. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat er geruime tijd is verstreken en hij sindsdien - voor zover bekend - geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast zijn de persoonlijke omstandigheden van de man op zodanig positieve wijze veranderd, dat niet te verwachten is dat hij snel in herhaling valt.