Volgens de rechtbank reed de agent verwijtbaar onvoorzichtig en is daarmee sprake van de lichtste gradatie van schuld. Hij mag, omdat hij bestuurder is van een SIV, tijdens zijn dienst - als er geen urgentie is - volgens de politierichtlijn 40 km/u harder rijden dan de maximumsnelheid. Dat komt in dit geval neer op 170 km/u. Volgens de agent was er op dat moment geen reden om nóg harder te rijden.
De agent zag de auto van het slachtoffer, maar reed met een onverantwoord hoge snelheid en zonder af te remmen door. Bovendien was het donker en gaf de agent geen waarschuwingssignalen. Hij had moeten voorzien dat de bestuurder naar links kon komen op het moment dat hij haar zou naderen. Ook had hij er rekening mee moeten houden dat de bestuurder de politieauto niet (goed) zou waarnemen of de snelheid daarvan niet goed zou inschatten en daarbij zou kunnen schrikken.
De agent had op deze situaties moeten anticiperen door zijn rijgedrag aan te passen, maar deed dit volgens de rechtbank onvoldoende.