Door de schuld van het bedrijf en de leidinggevende was het slachtoffer vrijwel niet meer in staat tot enig zelfstandig handelen. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, het leed van de nabestaanden niet ongedaan zal kunnen maken. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat het bedrijf inmiddels niet meer actief is, dat geen omzet meer wordt gegenereerd en dat het besluit tot opheffing reeds is genomen. De leidinggevende, eveneens directeur van het bedrijf, werkt nu als zzp-er en voelt de financiële boete van zijn bedrijf. De rechtbank stelt die geldboete uiteindelijk vast op 30.000 euro, waarvan 15.000 euro voorwaardelijk. De leidinggevende krijgt een taakstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk.