Bij het bepalen van de straffen is volgens de rechtbank van belang dat een coffeeshop door de overheid wordt gedoogd, dat de bedrijfsvoering van deze coffeeshop op orde is, dat de buiten de coffeeshop aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet onredelijk of extreem was in verhouding tot de hoeveelheid die in de coffeeshop werd omgezet en dat de voorraad uitsluitend bedoeld was voor de gedoogde coffeeshop. Hiermee is sprake van strafbare feiten die direct voortkomen uit de gedoogde bedrijfsvoering van de coffeeshop. Het gaat dan om de schijnbaar onverenigbare situatie waarin aan de ene kant de coffeeshop zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, maar dat anderzijds de noodzakelijke aankoop van de voorraad ('de achterdeur') strafbare feiten opleveren.
In het geval van de broers, die beiden in dienst waren van de coffeeshop, gaven zij openheid van zaken over de wijze waarop zij hun werkzaamheden in het kader van de achterdeur uitvoerden. Dit alles maakt dat volgens de rechtbank kan worden volstaan met de constatering dat de verdachten de strafbare feiten pleegden en daarvoor strafbaar zijn. Strafoplegging dient in hun geval geen redelijk doel. Wel bepaalt de rechtbank dat de 48-jarige man zijn bestelbus waarmee hij de hennep vervoerde, niet meer terug zal krijgen.