De eigenaar verhuurde een gedeelte van zijn bedrijfspand. De huurder verhuurde het weer onder aan twee personen. In april 2014 troffen de eigenaar en huurder twee doden aan in het pand. In diezelfde ruimte waren onder meer amfetamine en grondstoffen en apparatuur voor het maken daarvan aanwezig. Volgens de burgemeester is dat voldoende aanleiding om die ruimte voor twaalf maanden te sluiten.

De eigenaar stelt dat er geen bewijs is dat er drugs aanwezig waren in het pand. De overleden personen hebben volgens hem weliswaar geprobeerd om drugs te produceren, maar omdat ze niet wisten hoe, is dat hun dood geworden. De eigenaar vermoedt dan ook dat productie van drugs niet heeft plaatsgevonden en er ook geen sprake is geweest van een drugsnetwerk of loop naar het pand, zoals de burgemeester stelt. Bovendien vindt de eigenaar een sluitingstermijn van twaalf maanden onredelijk.

De rechtbank oordeelt dat uit een rapport van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) blijkt dat er amfetamine en grondstoffen voor de productie daarvan aanwezig waren in het pand. De burgemeester kon er op basis van wat in de loods is aangetroffen van uitgaan dat de aangetroffen drugs bestemd was voor onder meer de verkoop. De hoeveelheid is daarbij niet van belang en de burgemeester mocht dus tot sluiting van het pand overgaan. Volgens de rechtbank is in dit geval een sluitingstermijn van twaalf maanden in overeenstemming met het beleid.