De rechtbank heeft oog voor de schrijnende situaties in de (jeugd)prostitutie en het belang om het (voort)bestaan hiervan in de kiem te smoren. De lange onvoorwaardelijke celstraffen die de officier van justitie eiste, zouden daarbij mogelijk behulpzaam kunnen zijn. Maar het strafdoel moet, volgens de rechtbank, wel in verhouding staan tot de ernst van het verwijt. Het zou in strijd met het beginsel van een proportionele straftoemeting zijn om het te bereiken strafdoel over de rug van concrete verdachten te dienen. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat de verdachten er niet op uit waren seks te hebben met een minderjarige en dat in sommige gevallen juist hebben willen vermijden, maar pas toen de politie hierover vertelde, erachter kwamen dat het meisje 16 jaar was. Behalve haar jeugdige leeftijd, waren er geen bijzondere omstandigheden, niet in uiterlijk en gedrag, op grond waarvan zij gealarmeerd hadden moeten zijn dat zij mogelijk te maken hadden met een minderjarige. Daarnaast heeft ook de brede media-aandacht rondom deze zaak al een preventieve werking.