De verdachte kreeg tussen mei 2010 en augustus 2013 in totaal ruim 9,1 miljoen euro van een aantal personen om dat geld namens hen te beleggen. Daarbij sloot hij contracten af met de inleggers waar in stond dat zij maandelijks een bepaald rendement zouden krijgen. De rechtbank oordeelt dat uit de bewijzen blijkt dat de verdachte het ingelegde geld op andere wijze beheerde dan was afgesproken. De man investeerde slechts ruim de helft van het ingelegde geld in een belegging. Daarnaast gaf hij een deel van het geld, zo’n 3,3 miljoen euro, uit aan auto’s, een bar en onroerend goed. Hij maakte zich daarmee schuldig aan gewoontewitwassen. De rechtbank spreekt de man vrij van oplichting, omdat uit de verklaringen die de inleggers hebben afgelegd en uit eventuele andere omstandigheden onvoldoende blijkt dat de inleggers op het moment dat zij hun geld inlegden, waren misleid. De in het vooruitzicht gestelde rendementen waren niet onmogelijk. Ook van verduistering spreekt de rechtbank hem vrij, omdat er onvoldoende bewijs is voor een verband tussen de uitgaven die de man privé deed en de concrete geldbedragen die hij van verschillende personen heeft ontvangen om te beleggen. De rechtbank is daarbij gebonden aan strenge bewijsregels rond de tenlastelegging.