De verdachte had in mei 2014 een langlopend conflict met een man en zocht hem op bij een begraafplaats in Eindhoven. Volgens de verdachte en diens vriendin gooide hij bij die confrontatie een rotje naar de man. Het slachtoffer, zijn partner en hun dochter verklaarden echter dat de verdachte uit zijn auto kwam en onder meer riep: “Je staat op de dodenlijst, ik schiet je kapot, je gaat eraan”. Daarna zou hij met een vuurwapen hebben geschoten.
De rechtbank gaat uit van bewijzen die het verhaal van het slachtoffer en zijn familie ondersteunen. Op de handen van de verdachte zijn kort na het incident schotresten aangetroffen die wijzen op het gebruik van een vuurwapen. Deze schotresten komen niet overeen met sporen van vuurwerk. Verder zijn er in de omgeving van de begraafplaats geen restanten van vuurwerk gevonden. Uit de bewijzen kan de rechtbank niet vaststellen in welke richting de verdachte heeft geschoten. De rechtbank acht dan ook – net als de officier van justitie – niet bewezen dat de verdachte de opzet had op de dood van het slachtoffer en spreekt hem vrij van een poging tot doodslag. Wel wordt hij veroordeeld voor bedreiging met de dood. De verdachte krijgt hiervoor een celstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.