De vrouw kreeg in de nacht van 15 december 2014 ruzie met haar ex-vriend in
zijn woning in Gemert. Hij gaf haar te kennen dat zij moest vertrekken. De vrouw
ging naar huis en besloot een uur later om, gewapend met een mes onder haar jas,
terug te keren naar haar ex-vriend. In de woning ontstond al snel opnieuw ruzie.
Toen de man op haar afkwam, haalde de vrouw plotseling het mes tevoorschijn en
stak de man in zijn borst. Hij liep daarbij een klaplong op waarvoor hij
tweemaal is geopereerd.
De rechtbank veroordeelt de vrouw voor een poging tot doodslag. De vrouw
stak haar ex-vriend in de hartstreek, waardoor een aanmerkelijke kans bestond
dat hij dood zou gaan. Volgens de vrouw had zij het mes alleen bij zich ter
verdediging, viel de man haar aan en handelde zij uit noodweer. De rechtbank
oordeelt dat het niet onaannemelijk is dat er inderdaad sprake was van een
noodweersituatie. Zij had daarom het recht zich te verweren. Maar ze overschreed
de grenzen van een noodzakelijke verdediging door plots een mes te pakken en dat
op het laatste moment in de richting van het slachtoffer te houden. Deze manier
van verdedigen was hier volgens de rechtbank absoluut niet proportioneel, mede
omdat het slachtoffer ongewapend was. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op
noodweer.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat de vrouw ’s nachts
naar de woning van haar ex-vriend is gegaan en daar bewust voor de tweede keer
de confrontatie zocht, terwijl ze wist dat de man waarschijnlijk boos zou
worden. In haar voordeel weegt de rechtbank mee dat het gepleegde delict
kennelijk moet worden gezien als een eenmalige misstap. Het delict speelde zich
af in de relationele sfeer waarbij een vervelende voorgeschiedenis een rol
speelt. Bovendien ziet de vrouw het kwalijke van haar handelen in en is zij
nooit eerder met justitie in aanraking geweest. De rechtbank legt een deels
voorwaardelijke celstraf op om de vrouw ervan te weerhouden opnieuw de fout in
te gaan.