De rechtbank wijst de vordering van bijna 1,8 miljoen euro vrijwel volledig af. De rechtbank stelt vast dat de zakenman (althans zijn financieel directeur) al eerder akkoord gaf over een groot deel van de uitgaven. Over 9 kostenposten was nog discussie - onder meer uitgaven die zijn gedaan voor werkzaamheden door advocaten, notarissen en spelersmakelaars. Volgens de rechtbank komen 4 kostenposten niet voor rekening van de zakenman. Daarmee heeft hij uiteindelijk recht op 61.680 euro die de club moet terugbetalen. Daarnaast moet de club hem ook het geleende bedrag van 250.000 euro terugbetalen, zoals in de leenovereenkomst is vastgesteld. Dit bekent dat de zakenman nog recht heeft op 311.680 euro.
Ook FC Den Bosch heeft echter recht op geld. De rechtbank oordeelt dat de zakenman nog een bedrag van 67.063 euro over het seizoen 2018/2019 moet overmaken. Dit gaat onder meer over 36.000 euro aan teambonussen. Ook moet de zakenman ruim 15.000 euro betalen voor de advocaatkosten die de club moest maken om zich te verweren tegen een onterechte loonvordering door de financieel directeur omdat de zakenman zijn salaris niet betaalde. Dit maakt dat FC Den Bosch nog 82.063 euro moet krijgen. Al met al, en rekening houdend met verschuldigde rentebedragen, komt het erop neer dat FC Den Bosch 241.349 euro aan de zakenman moet terugbetalen.