Volgens de voorzieningenrechter moet FC Eindhoven de beslissing voor het opleggen van een stadionverbod duidelijk motiveren. Dat is in dit geval niet gebeurd. De supporter kreeg alleen te horen dat hij 'naar aanleiding van zijn gedrag na afloop van de betreffende wedstrijd' werd bestraft. Pas uit de later aan hem verstrekte getuigenverklaringen en een e-mailbericht van het slachtoffer kon de supporter afleiden dat het slaan van de veiligheidscoördinator de reden is dat hij een stadionverbod kreeg.
FC Eindhoven baseert zich bij haar beslissing op diverse getuigenverklaringen en de verklaring van het slachtoffer. Volgens de voorzieningenrechter kan daaruit weliswaar worden opgemaakt dat de supporter op het verkeerde moment op de verkeerde plek was, maar in geen van de verklaringen is te lezen dat hij het slachtoffer heeft geslagen. De supporter blijft intussen stellig ontkennen dat hij heeft geslagen, zodat het zijn woord tegen dat van FC Eindhoven is.
De rechter besluit daarom dat het stadionverbod nu geen stand kan houden. De zaak moet in een zogeheten bodemprocedure uitgebreider bekeken worden; tot die tijd mag de supporter gewoon naar thuiswedstrijden. De rechter vindt dat de club de aangewezen partij is om een dergelijke procedure te starten.