De zakenman ligt al enige tijd in de clinch met FC Den Bosch over een investering die hij enige tijd geleden deed. Hij stelt een flink bedrag aan de club te hebben geleend. Dit bedrag wil de zakenman nu terug. In de huidige zaak gaat het erover dat FC Den Bosch wil dat de zakenman zekerheid stelt voor de proceskosten die hij eventueel zou moeten betalen als de rechtbank hem in het ongelijk stelt.

De voetbalclub eist dat de zakenman zekerheid moet stellen voor de proceskosten van bijna 20.000 euro, omdat onduidelijk is waar de zakenman op dit moment woont of verblijft. Dit bedrag bestaat uit griffiekosten voor de hoofdzaak en kosten van de advocaat van de club.
Volgens de zakenman is er in dit geval sprake van een uitzondering die maakt dat hij geen zekerheid hoeft te stellen. Hij heeft volgens eigen zeggen een woon- en verblijfplaats in Rusland. Omdat dit land en Nederland partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag, zou hem geen zekerheidstelling kunnen worden opgelegd.

Om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in Rusland woont en verblijft, overlegde de zakenman een aantal documenten. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van objectieve gegevens. Een arbeidsovereenkomst en een uittreksel van een Russische oliemaatschappij voldoen daar niet aan. Uit de overige documenten kan slechts worden geconcludeerd dat de zakenman tot 20 december jl. in Rusland heeft gewoond. Aan de hand van de nu bekende gegevens kan de rechtbank dus niet vaststellen waar de zakenman op dit moment woont en verblijft. Daarom kan ook niet worden vastgesteld of hij een beroep kan doen op de uitzondering van het Rechtsvorderingsverdrag. Dit betekent dat de rechtbank FC Den Bosch in het gelijk stelt.

De voetbalclub wil een zekerheidstelling van bijna 20.000 euro, omdat zij een gecompliceerd procesverloop verwacht. De rechtbank gaat echter (voorlopig) uit van een procesverloop zonder complicaties en stelt de zekerheidstelling vast op bijna 12.000 euro. De zakenman heeft 3 weken de tijd om zekerheid te stellen voor dit bedrag. Mocht hij dit niet (op tijd) doen, dan leidt dit vrijwel zeker tot niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak.