In de middag van 21 januari 2019 was er een schietpartij op een kruising in het centrum van Helmond. Daarbij is in de richting van (inzittenden van) een Volkswagen Golf geschoten. Er waren op dat moment veel voorbijgangers aanwezig.
De verdachte erkende tijdens de zitting 2 weken geleden dat hij vanuit een auto minstens 4 kogels achteruit heeft afgeschoten in de richting van een man met wie hij op dat moment een conflict had en die bij de Golf stond.
De verdachte heeft -zonder goed te kijken, vanuit een rijdende auto, voorover gebukt en met zijn arm achteruit gestoken- gevuurd in de richting van de auto en de man met wie hij een conflict had. De kogelbanen liepen voor de inzittenden van de auto op borst/hoofdhoogte. De kogels zijn daarmee ook in de richting van toevallig aanwezige (willekeurige) personen afgevuurd. De inzittenden van de VW Golf zijn gelukkig op tijd weggedoken en hebben geen letsel opgelopen, maar twee toevallige passanten die niets met dit conflict te maken hadden, zijn dus wel geraakt. Een peuter heeft ernstig letsel opgelopen doordat de kogel haar in haar been raakte. Zij zat in het fietsstoeltje bij haar moeder die met de fiets in de hand liep. Het andere slachtoffer, een scholier op de fiets, liep een schampschot in haar arm op. Als zij iets anders in de kogelbaan had gefietst, had dit voor haar veel ernstiger kunnen aflopen. Een andere voorbijganger werd hard geraakt door iets wat op zijn kleding afketste, maar raakte daardoor niet gewond. Hij vond naast zich op de grond een kogelpunt.
De verdachte wist dat het druk was op straat. Hij moet beseft hebben dat er een grote kans bestond dat hij toevallige passanten dodelijk zou kunnen raken, maar desondanks schoot hij toch.
De verdachte zei dat hij uit noodweer schoot, omdat de man met wie hij een conflict had een vuurwapen had/trok op het moment dat die man de auto van de verdachte naderde. Maar dit is volgens de rechtbank niet aannemelijk geworden en daarom verwerpt de rechtbank dit beroep op noodweer.