De rechtbank heeft bij een minderjarige verdachte de wettelijke opdracht te onderzoeken of hij in afwachting van het strafproces op vrije voeten kan worden gesteld. Volgens de raadkamer gaat het echter om een ernstig geweldsfeit en is de rechtsorde geschokt. Daarom wijst de raadkamer de vordering van het openbaar ministerie toe om de voorlopige hechtenis met zestig dagen te verlengen. De raadkamer wijst het verzoek van de advocaat van de man af om de voorlopige hechtenis te schorsen, omdat er geen persoonlijke belangen zijn die een schorsing zouden rechtvaardigen.