De staatssecretaris kreeg informatie over de man van de IND, het Openbaar Ministerie en de Minister van Buitenlandse Zaken. Op basis hiervan mocht hij tot de conclusie komen dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de man betrokken was bij de genocide in Rwanda. Dit verzweeg de man tijdens zijn asiel- en naturalisatieprocedure. Als deze essentiële informatie bekend was geweest, had de man geen verblijfsvergunning gekregen en was hij niet in aanmerking gekomen voor het Nederlanderschap. De rechtbank oordeelt dan ook dat de staatssecretaris terecht het Nederlanderschap introk.
De rechtbank kent de man wel een schadevergoeding toe, omdat de staatssecretaris niet binnen redelijke termijn heeft beslist op zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn Nederlanderschap.