Volgens het Openbaar Ministerie had de verdachte geen beelden van het meisje mogen maken en zou hij - naast de belaging van het meisje - ook haar vriendin hebben gestalkt. Volgens de rechtbank kreeg de aandacht van de verdachte voor het meisje het karakter van belaging vanaf september 2013 toen hij haar vriendin via WhatsApp benaderde. Verder spreekt de rechtbank de man vrij van belaging van de vriendin, omdat de aandacht niet op de vriendin gericht was, maar op het meisje.
Volgens de rechtbank overschreed de man met zijn gedrag de grenzen van het maatschappelijk betamelijke in aanzienlijke mate. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het meisje maakte. Zij werd psychisch fors belast, zeker gelet op het grote leeftijdsverschil tussen de man en het meisje. Daarnaast heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij het kwalijke van zijn handelen niet of nauwelijks inziet. Anderzijds weegt mee dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat hij na september 2014 is gestopt met het belagen van het meisje. De rechtbank legt een deels voorwaardelijke straf op om de man ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Daaraan koppelt de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het meisje.