Uit onderzoek blijkt dat het slachtoffer bij de confrontatie inderdaad pepperspray en een balletjespistool bij zich had. De rechtbank gaat er op basis van de bewijsmiddelen vanuit dat het slachtoffer met dit wapen twee keer in de richting van de verdachte heeft geschoten. Dit moet zijn gebeurd toen de man bij zijn voordeur stond en de verdachte nog bij het trappenhuis was. Ook blijkt dat de man pepperspray heeft gespoten richting de verdachte. De rechtbank gelooft echter niet dat zoveel pepperspray is gebruikt dat de verdachte bijna niets meer kon zien. Hiervoor is geen bewijs.
Dit alles maakt dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte stond namelijk in de deuropening van het trappenhuis toen er werd geschoten en hij kon en had zich toen moeten onttrekken aan de situatie. De verdachte koos er echter voor naar het slachtoffer toe te lopen en zocht dus de confrontatie op. Dit strookt ook met de verklaring van de vriendin die zei dat de verdachte direct nadat hij werd beschoten, op het slachtoffer is gesprongen en toen heeft gestoken.