De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding hem als minderjarige te berechten. Volgens een rapport van de reclassering is sprake van een sociaal emotionele achterstand en een belaste voorgeschiedenis. Hij is in zijn jeugd onder toezicht gesteld, uit huis geplaatst en hij verbleef in pleeggezinnen. Bovendien was hij 18 jaar toen hij de delicten pleegde. De verdachte wordt begeleid door de reclassering vanwege een eerdere veroordeling en volgt inmiddels een behandeling voor zijn problematiek bij zorginstelling GGZ. De rechtbank acht het van belang dat hij deze behandeling kan voortzetten.
Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte de ernst van het door hem aangedane leed inziet, oprecht berouw toont en bereid is de door hem aangerichte schade te vergoeden. Volgens de reclassering zijn de persoonlijke omstandigheden van de man zo in positieve zin gewijzigd, dat kan worden aangenomen dat zijn gedrag zich ten goede zal keren. Tot slot speelt mee dat de redelijke termijn waarbinnen een zaak moet worden behandeld ruim is overschreden, omdat het Openbaar Ministerie de zaak volgens eigen zeggen “op de plank liet liggen”. Daarom krijgt de verdachte niet de door de officier van justitie geëiste werkstraf van 60 uur, maar een werkstraf van 40 uur.
Eén van de slachtoffers had een schadevergoeding gevraagd van 821,20 euro. De rechtbank bepaalt dat de verdachte dit bedrag aan haar moet betalen.