Eén getuige verklaarde dat hij na het schietincident een scooter had zien wegrijden vanuit de richting van de plaats delict en dat hij de bestuurder toen herkende als de verdachte, een vroegere buurjongen van de getuige. De rechtbank stelt vast dat de getuige op onderdelen wisselend of tegenstrijdig heeft verklaard. Het meest in het oog springend zijn de wisselende verklaringen over het al dan niet dragen van een helm door de bestuurder van de scooter. Eerst herinnerde de getuige zich niet of de bestuurder een helm droeg, later verklaarde hij dat deze een helm droeg met een gesloten, doorzichtig vizier. Volgens een vriend van de getuige droeg de scooterrijder inderdaad een helm. Dit zou betekenen dat de bestuurder na de liquidatie met een helm op, mogelijk met gesloten vizier, voorbij reed op een tijdstip dat de duisternis al was ingevallen. Onder die omstandigheden is het extra moeilijk om met voldoende zekerheid een persoon te herkennen. Ook vindt de rechtbank het opmerkelijk dat de getuige over de herkenning van de verdachte niets vertelde tegen familie en vrienden. De rechtbank concludeert daarom dat zijn verklaring onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen dienen.