De man werkte als ervaringsdeskundig begeleider bij de GGzE en kreeg medio 2011 een seksuele relatie met een vrouw. In die periode woonde de vrouw in het kader van een tbs-maatregel op het terrein van de GGzE. Volgens de officier van justitie is er sprake van ontucht, omdat de twee ook een behandelrelatie hadden. Uit een portfolioverslag zou namelijk blijken dat de man in 2010, 2011 en 2012 betrokken was bij de organisatie van workshops waar hij de vrouw begeleidde bij het geven van voorlichting aan jongeren.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een behandelrelatie. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de bijstand door de verdachte in het kader van haar behandeling bij de GGzE was en dat zij – zoals juridisch noodzakelijk is om tot een bewezenverklaring van ontucht met een cliënt te komen – zich dus aan de hulp of zorg van de man had toevertrouwd. Bewijs hiervoor ontbreekt eenvoudigweg. Daarom spreekt de rechtbank de man vrij van de vermeende ontucht.