Het slachtoffer zat in september 2018 in zijn auto in de buurt van zijn woning in Eindhoven, toen hij van dichtbij in zijn hoofd werd geschoten. Hij overleed ter plekke. De verdachte bevestigde dat hij op dat moment in de buurt was, maar verklaarde -kort gezegd- dat hij niet bij het schietincident betrokken was. De rechtbank doet die verklaring af als ongeloofwaardig. Uit de bewijzen blijkt onder meer dat de verdachte die bewuste dag een afspraak had met het slachtoffer en dat hij de laatste was die telefonisch contact met hem had. Ook zat het DNA-spoor van de verdachte op 3 kogelhulzen die bij de auto werden aangetroffen en had hij bloed van het slachtoffer op zijn schoenen.