Op 1 april 2012 was er een confrontatie tussen een familie en drie portiers van een uitgaansgelegenheid in Veldhoven. Over en weer werden geweldshandelingen gepleegd. De officier van justitie verdenkt de drie portiers van het plegen van openlijk geweld en de 49-jarige man van mishandeling.

De 49-jarige Eindhovenaar deed in het bijzijn van enkele familieleden aangifte van mishandeling door de portiers. De familieleden deden zelf op andere dagen aangifte, maar waren toen dus al op de hoogte van de aangifte van de 49-jarige man. De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat de gezinsleden van de Eindhovenaar zich bij het afleggen van hun verklaringen door zijn verklaring hebben laten beïnvloeden. Volgens de rechtbank zijn die verklaringen daarom onvoldoende betrouwbaar.
De rechtbank spreekt de 26-jarige en de 54-jarige portiers vrij, omdat de rechtbank niet aannemelijk acht dat zij geweldshandelingen tegen de Eindhovenaar, zijn zoon of zijn dochter hebben verricht. De rechtbank acht wel bewezen dat de 41-jarige portier geweld gebruikte tegen de Eindhovenaar en zijn zoon, maar niet dat hij dit samen met de andere portiers deed zoals de officier van justitie ten laste had gelegd. 

De rechtbank acht wel bewezen dat de Eindhovenaar de 41-jarige portier heeft mishandeld. Volgens de Eindhovenaar handelde hij uit noodweer. De rechtbank oordeelt dat de man de confrontatie met de portier opzocht en niet wegliep om verdere escalatie te voorkomen. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank onder meer mee dat de Eindhovenaar met zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. In het voordeel van de Eindhovenaar weegt mee dat er een te lange tijd is verstreken tussen het bewezenverklaarde feit, het sluiten van het dossier door de politie, het betekenen van de dagvaarding en de behandeling van de zaak.