Het gaat om een complex ongeval waarbij de verdachte op een voorrangsweg reed en het slachtoffer hem geen voorrang heeft verleend. De rechtbank kan zich geen zorgvuldig oordeel vormen op basis van het dossier. Dit is namelijk summier, soms slordig en op relevante onderdelen onvolledig. Zo constateert de rechtbank dat een politieagent het ene moment spreekt over het aantreffen van een gedoofde joint op de vloer van de auto, de andere keer zou de joint in de asbak hebben gelegen. Ook zou een foto zijn gemaakt van de joint en deze zou aan het proces-verbaal zijn toegevoegd. De foto ontbreekt echter in het dossier. Dergelijke slordigheden maken een vaststelling rond het mogelijk tijdens het autorijden roken van een joint onnodig mistig.
Ook hebben de agenten niets genoteerd over beperkingen die uit het rijbewijs van de verdachte zouden moeten blijken. Hij zou enkel een automaat mogen besturen en tijdens het autorijden een bril of contactlenzen moeten dragen. De verdachte stelt dat hij een bril droeg op het moment van het ongeval. Onderzoek hiernaar is achterwege gebleven. Ook is niet onderzocht of de auto van de verdachte een automaat was.