De moeder verklaarde tijdens de behandeling van de strafzaak op 21 mei jl. dat zij spijt heeft van de ontvoering van haar kind in 2018. Die gebeurtenis had grote gevolgen voor een voortvarende afhandeling van de verdenking waar het in de huidige strafzaak om ging. Mede daardoor kon de rechtbank pas nu beoordelen wat er in september/oktober 2017 gebeurde en was het contact tussen de moeder en haar inmiddels zevenjarige dochter al die tijd beperkt.
De rechtbank moet recht doen op basis van het verwijt dat de verdachten wordt gemaakt met de middelen die de wet verschaft. Deze middelen zorgden er in deze zaak echter niet voor dat het slachtoffer weet wat er aan het begin van haar leven met haar gebeurde en wie haar dat heeft aangedaan. Dat is een bittere en betreurenswaardige conclusie. Toch is het te hopen dat na deze strafzaak een einde aan een lange periode van onzekerheid komt, zowel voor de ouders als voor het meisje.