De verkoop van softdrugs door coffeeshops wordt onder strenge voorwaarden gedoogd. Een coffeeshop mag bijvoorbeeld maar een relatief kleine voorraad softdrugs van maximaal 500 gram aanwezig hebben. Volgens het Openbaar Ministerie hielden de verdachten zich niet aan die gedoogvoorwaarden, omdat er meer dan 500 gram softdrugs aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat er op enig moment meer dan de maximaal toegestane hoeveelheid in de coffeeshop aanwezig is geweest. De voorraad softdrugs buiten de coffeeshop telt de rechtbank hierbij niet mee. Wel vindt de rechtbank het relevant hoe groot die externe voorraad was. Gezien het gemiddelde aantal bezoekers (door de gemeente ’s-Hertogenbosch geschat op 300 tot 400 per dag) en de hoeveelheid softdrugs die gemiddeld per klant wordt gekocht, stelt de rechtbank vast dat de gedoogde voorraad van 500 gram niet toereikend is voor de dagelijkse exploitatie van de coffeeshop. Omdat de bevoorrading niet op gezette tijden via legale leveranciers mogelijk is, vindt de rechtbank het voorstelbaar dat er een externe opslaglocatie wordt gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de omvang van de voorraad, in relatie tot de exploitatie, als acceptabel kan worden beschouwd.