De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024. De werknemer krijgt echter niet de zogenoemde billijke vergoeding die hij vraagt. Volgens de rechter blijkt uit alles wat de partijen over en weer naar voren hebben gebracht, niet dat de werknemer onvoldoende is beschermd en dat de Staat hem als een baksteen liet vallen. Het staat niet vast dat de communicatie van de staatssecretaris bijdroeg aan de negatieve beeldvorming richting het CAF-team, zoals de werknemer stelt. Op meerdere momenten is publiekelijk uitgesproken dat medewerkers naar eer en geweten handelden.
De rechter weegt verder mee dat de Staat zich rekenschap gaf van de impact die de aangifte zou hebben op de medewerkers van de Belastingdienst. Hij heeft geprobeerd om daarin alle medewerkers (dus ook de leden van het CAF-team) vanuit zijn politieke verantwoordelijkheid, maar zeker ook vanuit zijn werkgeversverantwoordelijkheid zoveel mogelijk te begeleiden en te ondersteunen, onder andere door extern maar ook intern te communiceren dat de aangifte niet ziet op individuele ambtenaren en dat hen ook nooit een persoonlijk verwijt zal worden gemaakt. Meer kan van de Staat als werkgever niet worden verwacht.
Als de werknemer besluit om zijn ontbindingsverzoek in te trekken, kan wel van de Staat worden verwacht dat hij probeert de door de werknemer ervaren vertrouwensbreuk bij de Belastingdienst en de overheid te herstellen. Als dit niet lukt kunnen de partijen samen herplaatsingsmogelijkheden onderzoeken. De Staat is immers een grote werkgever met legio herplaatsingsmogelijkheden voor de werknemer.