De politie kwam de verdachten in oktober 2015 op het spoor na een tip van de Belgische autoriteiten. De hoofdverdachten kochten in 5 maanden tijd bij een Belgisch bedrijf op verschillende momenten grote hoeveelheden chemicaliën in voor de productie van harddrugs. De officier van justitie stelt dat de hoofdverdachten daarbij nauw en bewust samenwerkten en dat zij daarom allebei voor alle transporten veroordeeld moeten worden. Volgens de rechtbank hebben de mannen de transporten niet in vereniging gepleegd. Daarom oordeelt zij dat de hoofdverdachten alleen worden veroordeeld voor de transporten waar ze ieder daadwerkelijk bij betrokken waren en niet voor alle transporten. De hoofdverdachten regelden na de koop dat de chemicaliën werden opgehaald en naar Nederland vervoerd. Hiervoor werden de andere verdachten ingeschakeld. Zij reden allen één of meerdere keren met de chemicaliën. De 47-jarige man uit Roermond hielp tweemaal bij het lossen van de chemicaliën en de man uit Overloon stelde zijn loods en koelcellen ter beschikking voor de opslag van de goederen.

De verdachten maakten weliswaar niet zelf harddrugs, maar ze waren op hun manier wel een onmisbare schakel in het productieproces. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf verder mee dat de productie, het vervoer en de ongecontroleerde opslag van de chemicaliën en de dumpingen van drugsafval grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor onder meer de volksgezondheid veroorzaken. De mannen hebben bovendien bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. De rechtbank vindt daarom lange onvoorwaardelijke celstraffen op z’n plaats.