In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat de hoofdverdachte een van de slachtoffers misleidde door haar in de veronderstelling te laten dat hij van haar hield en met haar en haar dochtertje een toekomst wilde opbouwen. Hij vertelde in dat kader bezig te zijn met het sparen van geld voor de aankoop van een woning. De rechtbank spreekt in dit geval van loverboy-praktijken en neemt dat de verdachte zeer kwalijk. Bovendien is hij eerder veroordeeld en ziet hij het door hem aangedane leed niet in.
Twee slachtoffers verzochten om een schadevergoeding. De rechtbank wijst die in beide gevallen toe tot een hoogte van ieder 3.000 euro aan immateriële schade. Daarnaast wijst de rechtbank aan één van de slachtoffers een schadevergoeding toe voor gemaakte reiskosten. Voor de overige gevraagde vergoeding, de misgelopen inkomsten uit werkzaamheden, verwijst de rechtbank naar de civiele rechter, omdat dit te complex is voor het strafrecht.