De politie trof de vader in februari van dit jaar aan bij een loods in Beek en Donk. Op het terrein waren vele jerrycans met chemische stoffen en veel laboratoriumapparatuur aanwezig. Ook in een garage in Eindhoven die de vader huurde, werden grondstoffen gevonden voor het maken van harddrugs.
De vader en zijn zoon verklaarden dat zij alleen bezig zijn geweest met het inrichten van een zaak voor de verkoop van tweedehands goederen en dat zij niets wisten van het drugslab, de apparatuur en de chemische stoffen. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. In de loods waren namelijk geen tweedehands goederen aanwezig. Wel stonden er verspreid over het terrein voor iedereen zichtbaar grondstoffen en de apparatuur voor de productie van amfetamine. Bovendien zijn op verschillende goederen die in en bij de loods lagen, DNA-sporen van de vader en zijn zoon gevonden. Het gaat hier om sporendragers die direct gerelateerd kunnen worden aan de drugsproductie.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van het medeplegen van de productie van amfetamine en voorbereidingen daarvan. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachten de strafbare voorbereidingshandelingen vóór januari 2017 hebben gepleegd. De rechtbank gaat dan ook uit van een kortere pleegperiode. Omdat er van de 20-jarige verdachte geen sporen zijn aangetroffen die een directe relatie hebben met de drugsproductie en omdat er geen bewijs is dat hij zich bewust was wat er zich op het terrein afspeelde, wordt hij vrijgesproken. Daarbij weegt mee dat de zoon zwakbegaafd is.