De man was mede-eigenaar van een autogarage in Reusel en wilde het pand in februari vorig jaar in brand steken. Hij verklaarde dat hij een verfbrander op een stoel had vastgemaakt en aangezet, terwijl die op een jerrycan met een brandbare vloeistof stond gericht. Ook bekende hij meerdere jerrycans met een brandbare vloeistof open in het pand te hebben gezet en een gaatje in de brandstoftank van een auto te hebben geboord, zodat daaruit benzine lekte. De man ging vervolgens naar huis, maar omdat hij ’s nachts geen melding van brand had gekregen, ging hij terug naar het bedrijf. In de werkplaats stak hij een met benzine doordrenkte doek en een jerrycan benzine aan. De brandweer kon de ontstane brand blussen voordat deze zich kon verspreiden.
De rechtbank rekent het de man aan dat hij bij de brandstichting planmatig en berekenend te werk ging. Nadat hij langere tijd met het idee had rondgelopen om brand te stichten, verrichtte hij de bewuste avond de nodige handelingen om het plan uit te voeren. In strafmatigende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat het ten tijde van het delict niet goed ging met de man. Volgens een psycholoog leed hij aan een milde depressieve stoornis. De rechtbank acht hem daarom licht verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast heeft de man onder meer een blanco strafblad, lijdt hij inmiddels niet meer aan de depressieve stoornis en is hij erin geslaagd zijn leven weer op de rit te krijgen. De rechtbank legt hem daarom een geheel voorwaardelijke celstraf op.