De rechtbank oordeelt dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat er sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. De verdachte heeft de vóór hem plots ontstane file immers niet (tijdig) gezien omdat hij niet goed heeft opgelet. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat dit langer is geweest dan een enkel moment. Een dergelijk moment van onoplettendheid is niet zonder meer als aanmerkelijke schuld in de zin van de Wegenverkeerswet te kwalificeren. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, die in deze zaak niet zijn komen vast te staan. Niet is komen vast te staan dat de verdachte met een snelheid reed die niet gepast was. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte met andere zaken bezig was dan met het besturen van zijn auto. Wel hebben zowel het slachtoffer als de bestuurder van de auto vóór haar beiden verklaard dat zij plotseling – en zoals het slachtoffer verklaard heeft: flink – moesten remmen voor de file en dat zij nog net op tijd stilstonden. Dat sterkt de rechtbank in haar oordeel dat sprake was van een plotseling opnieuw opkomende file waarvoor de verdachte door een moment van onoplettendheid niet op tijd stilstond.
Omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet wordt de verdachte vrijgesproken.
De verdachte wordt eveneens vrijgesproken van een mogelijke overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank is namelijk van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat hij zich zodanig heeft gedragen dat concreet gevaar op de weg werd of kon worden veroorzaakt.