De vrouw heeft steeds beweerd dat ze uit noodweer heeft gehandeld. De rechtbank
stelt vast dat de vrouw zeer wisselende verklaringen aflegde over het incident.
Zo zou de man haar hebben vastgepakt en losgelaten, waardoor ze uitgleed en op
hem viel. Ook verklaarde de vrouw dat zij met het mes in haar hand is
gestruikeld en op de man terechtkwam. Later verklaarde ze het mes te hebben
gepakt en daarmee zeker één keer op de man te hebben ingestoken. De rechtbank
acht op basis van die laatste verklaring, de verklaringen van twee getuigen en
het sectierapport, bewezen dat de vrouw het slachtoffer heeft gestoken.
Bovendien blijkt uit onderzoek dat de vrouw hierbij de nodige kracht heeft
gebruikt. Ze aanvaardde hiermee de kans dat de man zou overlijden. De rechtbank
is van oordeel dat daarbij geen sprake was van noodweer en veroordeelt haar
daarom voor doodslag.